Meisjes kennen dit.
Kleren sorteren, triëren, elimineren, arrangeren.
In de wasmand of nog-niet-helemaal-klaar-voor-de-wasmand en dus op de stoel of op een kapstok buiten aan de kast, maar zeker niet meer terug in de kast.
Zwart en wit zo lang mogelijk zwart en wit houden en niet al te veel vezels beschadigen. Maar alleszins geen denken aan dat het het risico loopt een seizoen lang niet meer uit de kast te komen, zonder een wasbeurt.
Met één trui weet ik mij geen raad. Welke categorie? Te wassen of nog-niet-te-wassen?
Een kleine meid, het superlatief van girly, snelt mij te hulp. ‘Tante Inge geef die trui eens hier (snuffelt): Je hoeft die niet te wassen. Hij is perfect. Hij ruikt naar jouw huis.’
Zij ruikt thuis in mijn trui!
De trui hang ik aan een kapstok aan mijn kast, nog voor even … of langer want hij brengt haar thuis, ook in mijn huis.